Over klein gesproken

Nu we toch het kleine aan het eren zijn… Er zijn dieren die kleiner zijn dan mijn trouwe ouwe Canon 350D (je gelooft het niet), en ook deze mogen gewaardeerd worden. Het scheelt niet veel, maar de grijze eekhoorn die ik gefotografeerd heb in het Londense park komt aardig in de buurt van de grootte van het instapmodel spiegelreflex, dus een foto van dit schattige diertje met een hoog aaibaarheidsgehalte is een mooi voorbeeld om dit bericht mee te beginnen.

Petit-gris (niet te verwarren met het druivenras Pinot-gris, de zeer waarschijnlijke mutatie van Pinot noir, de aantrekkelijke geurige wijn) is de naam van het zachte, lichte en soepele bontsoort. Tevens worden de haartjes van deze lieve eekhoorntjes ook veel gebruikt voor penselen, het gereedschap voor kunstschilders. Fotografie is sterk verbonden aan het schilderen en zodoende maak ik het rondje weer compleet met het op de gevoelige plaat zetten van deze chipmunk. Thanks Alvin.

Carl Noya

De grootte van Kwik, Kwek en Kwak verschilt nogal door de jaren heen in de stripverhalen, maar de mini donskussentjes die ik op de gevoelige plaat heb gezet waren in ieder geval zo klein dat ze zich zo konden verstoppen in de zonnekap van mijn lens als ze dat zouden willen.

De eendjes zaten heerlijk te genieten van de late middagzon en dit deed ze erg goed. Mij ook. Ik had ze al een paar keer gespot en had al een tijdje in mijn hoofd gevisualiseerd hoe ik deze kleine zwemmers wilde fotograferen. Met de telelens Canon 75-300 wilde ik verschillende diafragma’s uitproberen om de sweetspot te vinden, en dit bleek uiteindelijk F9 te zijn. Zowel Oma Duck als Kwik, Kwek en Kwak vonden het niet erg dat ik bij ze kwam liggen en lieten me heel erg dichtbij komen om mooie portretjes van ze te maken.

Omdat het altijd kleiner kan, gaan we gelijk door naar het diertje dat vaak over het hoofd gezien wordt tijdens een wandeling door het park, en als je ‘m ziet is hij meestal zo plat als een dubbeltje… Juist, ik heb het hier over klein overstekend wild: de pad. Geen statief, geen rijstzak, maar de camera direct op de grond om zo op ongeveer dezelfde hoogte als het padje te komen. Lager dan dit kan niet.

 

Over plat gesproken, het kan altijd nog platter dan een dubbeltje. Het wegfladderend diertje waar ik het over heb kan trouwens niet steken of bijten en er zijn maar liefst 160.000 soorten beschreven. Precies: de vlinder. Bij het grote publiek erg geliefd. De kleinste soorten hebben een vleugelspanwijdte van een paar millimeter, maar vergis je niet: de grootste soorten kunnen een spanwijdte van meer dan 25 cm bereiken. De vlinder begint als eitje waaruit een rups kruipt en zich ontpopt om uiteindelijk hele mooie vleugels te krijgen om de rest van zijn leven nectar te zoeken. Hoezo, afvragen wat het doel in het leven is 😉

Tijdens een bezoek aan de vlindertuin kwamen we snel tot de conclusie dat het rondlopen met de Sigma 150-500 enige mate van overkill was… Maar dit heeft ook wel veel lachwekkende momenten opgeleverd omdat de lens pas na 2,2 meter scherp stelt en ja, die ruimte heb je meestal niet, haha. Een macrolens zou hier dus ook helemaal tot zijn recht zijn gekomen, maar naast het feit dat ik geen macrolens heb, vond ik het niet erg om te onderzoeken of de telelens zulke kleine diertjes kon vastleggen op een grote afstand en het is me uiteindelijk ook reuze meegevallen.

 

 

 

 

Uiteraard kunnen we nóg kleinere diertjes gaan waarderen, maar ik zal eerlijk toegeven dat het grote wild mij toch wel het meest interesseert. Hoewel ik een zwak heb voor kleine lieve schattige pasgeborenen 😉

Carl Noya